15 juni: internationale dag tegen ouderenmis(be)handeling

15 juni: internationale dag tegen ouderenmis(be)handeling

huiselijk geweld ouderenmishandeling ouderenmis(be)handeling

Naar jaarlijkse traditie wordt op 15 juni ouderenmis(be)handeling extra onder de aandacht gebracht. En dat is broodnodig want het blijft een duidelijke problematiek. De Antwerpse politie bijvoorbeeld, kreeg sinds de start van de Coronacrisis tot 25% meer meldingen van mensen over intrafamiliaal geweld. Vaak zijn ook ouderen hier het slachtoffer van. In bijna 8 op 10 van de gevallen is de pleger iemand uit de dichte familiale kring, voornamelijk de partner of (schoon)kind en woont het slachtoffer ermee samen. Maar welke factoren vergroten de kans op ouderenmis(be)handeling? Een overzicht.

Niet altijd kwaad opzet

Kwaadwillig opzet is geen vereiste om te spreken over ouderenmishandeling of ouderenmisbehandling (OMB). Soms gebeuren handelingen onbewust vanuit onwetendheid, onkunde of onmacht, vanuit overbelasting van de mantelzorger. In deze situaties spreken we dan eerder van ontspoorde zorg.

De ‘(be)’ in de term ‘ouderenmis(be)handeling’ onderkent deze insteek van ouderenmishandeling. De aanpak van ontspoorde zorg verschilt wel degelijk van die van ouderenmishandeling, waarbij men de intentie heeft kwaad te berokkenen of gewin te bekomen.

Welke factoren vergroten de kans op ouderenmisbehandeling?

Om OMB op te sporen moet je alert zijn voor factoren die een risico inhouden, zowel bij de oudere als bij de pleger.

Risicofactoren bij de oudere

  1. Toenemende afhankelijkheid

    Als de oudere niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen kan hij/zij fysiek, financieel, materieel en/of emotioneel afhankelijk worden van zijn/haar omgeving. De oudere moet dan steeds vertrouwen op hulp en zorg van anderen, wat niet altijd evident is. Dit kan voor zowel de omgeving als voor de oudere een zware last betekenen. Omgekeerd kan er sprake zijn van een situatie waarbij de pleger afhankelijk is van de oudere, bijvoorbeeld voor huisvesting, sociale contacten of inkomen. Een afhankelijkheidsrelatie kan tot frustraties leiden bij beide partijen.
  2. Ingrijpende gebeurtenissen

    Er kan (bijkomende) stress ontstaan zijn door een verhuizing, de dood van een geliefd persoon, verlies van gezondheid, verminderde mobiliteit, …
  3. Sociaal isolement

    Sociale isolatie van de oudere kan leiden tot minder sociale steun maar ook minder sociale contacten. Door een gebrek aan sociale controle wordt het misbruik dan ook niet opgemerkt. Het isoleren van de oudere kan door de oudere op te sluiten, geen bezoek toe te laten, door hem/haar nooit alleen te laten. Wanneer er iemand langskomt is de pleger er altijd bij. Daardoor kan de oudere nooit vrijuit spreken.

Risicofactoren bij de pleger

  1. Verslavingsproblematiek: alcohol, drugs, gokken ...
  2. Persoonlijkheidskenmerken en het welzijn van de pleger: de pleger kan moeilijkheden ondervinden bij het opnemen van zorg door toedoen van eigen relatieproblemen, een eigen zwakke gezondheid, een laag zelfbeeld, beperkte draagkracht, financiële problemen …, waardoor de kans op OMB vergroot.
  3. De pleger kan afhankelijk zijn van het slachtoffer. Bijvoorbeeld: een zoon met financiële problemen trekt terug in bij zijn zorgbehoevende vader. Hoewel de vader eigenlijk zou moeten opgenomen worden in een WZC, is dit niet mogelijk omdat de zoon dan geen beroep meer kan doen op het pensioen van zijn vader. Zodoende blijft de vader in zwaar verwaarloosde omstandigheden thuis wonen.
  4. Onkunde of onwetendheid van de pleger om de zorg op te nemen: men beschikt over onvoldoende informatie over hoe de oudere fysiek te verzorgen, over hoe omgaan met moeilijk gedrag, met verlieservaringen.
  5. Dementie of andere gedragsstoornissen kunnen een bijkomend verhoogd risico vormen op zorgontsporing en/of gezinsgeweld. De omgeving is vaak niet of onvoldoende op de hoogte van de betekenis van bepaald gedrag of kan niet omgaan met de persoonsveranderingen. Hierdoor kunnen frustraties, onmacht en verdriet hoog oplopen. Dit alles bemoeilijkt bepaalde zorgtaken en/of maakt ouderen extra kwetsbaar voor misbruik.
  6. Overbelasting is ook een belangrijke risicofactor. We kunnen spreken van ontspoorde zorg wanneer bijvoorbeeld de zorg te veel wordt of de zorgbehoefte van de oudere groter is dan de pleger kan bieden.
  7. Familiegeschiedenis. In sommige gezinnen wordt in geval van een conflict sneller naar verbaal of fysiek geweld gegrepen. Kinderen leren van kleins af aan deze manier van omgaan met conflictsituaties doordat zij vaak getuige zijn geweest van geweld tussen de ouders, van geweld naar de oudere toe of doordat zij zelf slachtoffer geweest zijn van conflicten. Hierdoor gaan zij geweld zien als een regulier middel om conflicten op te lossen of frustraties af te reageren. Kortom: als kind zijn zij nooit anders gewoon geweest.

    Ook wanneer er sprake is van rolomkering binnen het gezin waarbij de oudere afhankelijk wordt van de partner of kinderen, kan dit leiden tot situaties van OMB. Kinderen of partners voelen zich diep vanbinnen nog steeds slachtoffer en zijn blind voor het leed dat zij op hun beurt de oudere aandoen.
  8. Normvervaging: bijvoorbeeld de oudere vastbinden of opsluiten omdat het niet anders kan, wordt een gewoonte die voor het gemak ook wordt toegepast als het niet nodig is.

Al deze risicofactoren zijn opgenomen in het RITI-instrument. Dit risicotaxatie-instrument werd ontwikkeld door prof. Liesbeth De Donder verbonden aan de VUB in samenwerking met VLOCO.

Zelf ouderenmis(be)handeling melden?

Toegevoegd op 12 juni 2020