Deelnemer sociaal-cultureel volwassenenwerk is gemiddeld 64 jaar

Deelnemer sociaal-cultureel volwassenenwerk is gemiddeld 64 jaar

Deelnemer sociaal-cultureel volwassenenwerk is gemiddeld 64 jaar

verenigingen ouderen

De gemiddelde leeftijd van alle deelnemers aan sociaal-cultureel volwassenenwerk is vandaag bijna 64 jaar. Dat is een van de voornaamste vaststellingen uit een onderzoek in opdracht van het Departement Cultuur, Jeugd en Media. Dat is een sterke stijging in vergelijking met de gemiddelde leeftijd in 2010, toen die - afhankelijk van het type organisatie - tussen 45 en 55 jaar bedroeg. 

Vele tienduizenden volwassenen in Vlaanderen nemen sporadisch tot vaak deel aan activiteiten van sociaal-culturele organisaties. Het HIVA-Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (KU Leuven) en de onderzoeksgroep naar tijdsbesteding TOR (VUB) onderzochten wie deze deelnemers zijn, hoe ze deelnemen, waarom ze deelnemen en wat de betekenis en waarde van die deelname voor hen is. 

Het onderzoek richtte zich op alle deelnemers - ongeacht de graad en de manier van participatie - van de op dat moment 130 erkende organisaties voor sociaal-cultureel volwassenenwerk. 

Profiel 

Uit het onderzoek blijkt dat het profiel van de deelnemers aan het sociaal-cultureel volwassenenwerk de voorbije 15 jaar vrij stabiel is gebleven: voornamelijk vrouwelijk, hooggeschoold, en de Belgische nationaliteit. Dat betekent ook dat bepaalde groepen in de samenleving nog steeds niet of in mindere mate deelnemen. Zo vormen deelnemers met een migratieachtergrond nog steeds een minderheid in het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Gemiddelde leeftijd 

Opvallend is de toename van de gemiddelde leeftijd naar bijna 64 jaar. De gestegen gemiddelde leeftijd is zowel een kwestie van het gemakkelijker aantrekken van oudere generaties als van het moeilijker aantrekken van jongere generaties. 

Frequentie 

Hoe vaak deelnemers participeren aan activiteiten varieert sterk. Van alle deelnemers gaat bijna een kwart meermaals per maand naar sociaal-culturele activiteiten. Vier op de tien deelnemers participeert meermaals per jaar, maar minder dan maandelijks. Er is ook een aanzienlijk deel (21%) dat slechts één keer of minder dan jaarlijks deelneemt. 

De onvoorwaardelijke en ‘eeuwige’ participant wordt dus steeds zeldzamer. Maar dat betekent niet dat wie lange tijd niet meer participeert, nooit meer zal deelnemen. Vanuit het oogpunt van de deelnemer is participatie veel minder afgebakend met een 'nu-eens-wel-dan-weer-niet-karakter'. 

Motivatie 

Voor deelnemers zijn er vier grote dimensies van motieven om aan activiteiten te participeren: zelfontplooiing, ontmoeting, altruïsme en ontspanning. Zelden is er sprake van slechts één motief voor participatie. Deelnemers combineren motieven. Wel blijkt dat de wil om nieuwe kennis en vaardigheden op te doen, bij het leeuwenaandeel van de deelnemers aanwezig is. 

Bijna drie op de tien respondenten (29%) neemt niet enkel deel aan een activiteit, maar geeft activiteiten ook mee vorm als vrijwilliger of bestuurslid. Dat gebeurt in de eerste plaats vanuit een motivatie om anderen te helpen of om bij te dragen aan zaken die belangrijk zijn voor hen. Ook hier zijn persoonlijke ontwikkeling en de ontwikkeling van competenties belangrijke drijfveren. Vrijwilligers willen dus ook graag bijleren. 

Meer weten? 

Het volledige eindrapport van het onderzoek kan je hier lezen.

Toegevoegd op 9 augustus 2024