De Woonsurvey van Steunpunt Wonen bestudeert om de vijf jaar hoe de Vlaming woont. Ook in 2023 was dat het geval, en de resultaten zijn nu bekend. Op basis van enquêtes bij 4.417 gezinnen en objectieve screenings in 2.706 woningen, biedt het onderzoek actuele inzichten over verschillende aspecten van het wonen in Vlaanderen, zoals de woonuitgaven, betaalbaarheid, kwaliteit en eigen woningbezit.
Een duik in de cijfers
Uit de resultaten concludeert Steunpunt Wonen dat 7 op de 10 van de huishoudens eigenaar van een woning is. Ze wonen het vaakst in eengezinswoningen in niet-stedelijke gebieden. Toch stijgt het aandeel meergezinswoningen bijna overal. Deze trekken steeds vaker ook eigenaars, huishouden met hoge inkomens en hoogopgeleiden aan.
Een kwart van de Vlaamse huishoudens huurt op de privé-markt. Sinds 2018 is er een lichte toename van het aandeel private huurders, onder andere bij lagere inkomens maar ook bij hoogopgeleiden en hogere inkomens.
Uit de technische screenings blijkt dat de helft van de woningen ongeschikt is. 1 op de 10 heeft structurele gebreken, en 1 op de 14 is onbewoonbaar. Vooral eenoudergezinnen en gezinnen met lagere inkomens wonen vaker in slechte woningen.
Wat betaalbaarheid betreft: Bij eigenaar-bewoners zijn sinds 2018 de betaalbaarheidsrisico's gedaald. Dat zou onder andere te maken hebben met vaste afbetalingen van de hypotheek en de vele loonindexeringen in de voorbije jaren. Maar 1 op de 2 private huurders besteedt meer dan 30% van hun inkomen aan huur. Bovendien, iets meer dan de helft van Vlaamse huishoudens in de laagste inkomsenscategorieën kampt met te hoge woonkosten of een te klein budget om menswaardig deel te nemen aan de samenleving. Sociale huur biedt bescherming, maar ook daar heeft 30% te weinig budget over om rond te komen na het betalen van de huur.